Tijd van verwachten
De dagen zijn kort en de avonden donker wanneer we beginnen aan een bijzondere tijd: de advent. Het is geen gewoon wachten, zoals bij de bushalte of aan de kassa. Het is verwachten, zoals wanneer iemand een kind verwacht. Nieuw leven is in aantocht, en alles staat in het teken van voorbereiding. Er wordt tijd vrijgemaakt, een kamer wordt klaargemaakt, en er ontstaan dromen over een mooie toekomst.
De harten van de kinderen kloppen vol verwachting, want ze hopen iets moois te krijgen van Sinterklaas. Maar toch hangt er in de lucht nóg een diepere verwachting. De advent vertelt dat het Licht zelf onderweg is.
Vier weken lang gaan we samen op weg naar Kerstmis. Elke week steken we een nieuwe kaars aan op de adventskrans. Eerst is het donker, maar met elke kaars wordt het lichter: één vlammetje, dan twee, dan drie… tot alle vier de kaarsen branden. Het licht groeit, net zoals de hoop in onze harten.
De kinderen kijken naar de kaarsjes en voelen hoe gezellig en warm licht kan zijn. Maar de volwassenen herinneren hen eraan dat het licht niet alleen voor henzelf is. In deze adventstijd hebben we ook aandacht voor mensen die het moeilijk hebben: een eenzame buurvrouw, een zieke grootvader, een oma zonder opa, of iemand die geen warme kamer heeft om in te slapen. Want het Licht dat komt, is voor iedereen.
We vertellen elkaar over de betekenis van het woord advent: ‘adventus’, ‘komst’. We denken aan dat wonderlijke moment waarop God naar de aarde komt als een Kind. In Jezus wordt God mens en deelt Hij het leven van de mensen, hun vreugde én hun pijn. Maar we geloven ook dat Jezus op een dag terugkomt, al weet niemand wanneer. In de advent denken we aan beide komsten: de geboorte van Christus en zijn beloofde terugkeer.
In de kerk draagt de priester paars, de kleur van inkeer en bezinning. Het Gloria klinkt niet, want dat wordt pas weer gezongen als het Kind geboren is. Toch is de advent geen sombere tijd. Het groen van de adventskrans, sterk genoeg om de winter te doorstaan, verwijst naar het leven dat de dood overwint. Iedere zondag brandt er een kaars extra, kleine lichtjes die doen denken aan het Grote Licht dat wordt verwacht: Jezus, het Licht van de wereld.
En zo gaan we door deze vier weken, stap voor stap, licht voor licht. Tot op een nacht, wanneer het dennengroen glanst en alle kaarsen branden, het Grote Licht komt: Jezus, die de wereld opnieuw laat stralen.












