Wat gebeurt er en waarom?
Als je het kerkgebouw binnengaat.
Wijwater
Bij de ingang van de meeste rooms-katholieke kerken en kapellen zijn wijwaterbakjes aangebracht. Daarin bevindt zich wijwater, water dat gewijd is, dat wil zeggen, specifiek bestemd voor de heiliging van de mens. Er is door de priester over gebeden dat een ieder die dit water gebruikt, door God gezegend mag worden. Het is goed om onszelf met dit wijwater te bekruisen. Het is gebruikelijk om de vingers met wijwater te bevochtigen en een kruisteken te maken. Het is een herinnering aan het Doopsel, we herhalen onze doopbelofte en slaan tevens een kruis. Een kruis slaan is een kort gebed waarmee we ons geloof in de Drie-enige God belijden.
Knielen
Als in de kerk het Heilig Sacrament (dit is de hostie die Lichaam van Christus is) bewaard wordt in het tabernakel, brandt in de buurt van het tabernakel de godslamp. Christus is dan in de kerk aanwezig in sacramentele gedaante. Daarom knielen wij in de richting van het tabernakel voordat wij in de bank gaan zitten. Ook hierbij wordt vaak ook weer een kruisteken gemaakt.
Eerbiedige stilte
De Kerk is het huis van God: God wordt er aanbeden en gesmeekt en het Lichaam van Christus wordt er bewaard. Daarom is het goed een sfeer van eerbied te bewaren. Dit helpt andere mensen (en onszelf) bij de voorbereiding op de viering. Daarom is het goed om de stilte te bewaren. Er zijn zoveel uren in de week dat we met elkaar kunnen spreken, laten wij proberen de korte tijd die we in de Kerk doorbrengen in eerbiedige stilte binnen te gaan.
De opening van de Eucharistie
Intredezang
Als de bel klinkt bij het begin van de mis, gaan allen staan. Dit doen we uit eerbied voor Jezus Christus. In de persoon van de priester is het Christus zelf die onder ons komt. Dan wordt het Intredelied ingezet en de priester komt binnen met de misdienaren. We blijven staan tot na de begroeting. Wij zeggen God dank voor de liefde en de hoop die Hij ons schenkt in zijn Zoon Jezus Christus.
Kruisteken en begroeting
Aan het begin van de viering maken wij allemaal samen staande een kruisteken. Bij het maken van het kruisteken spreken we uit dat wij samen zijn in de Naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest.
De priester begroet ons namens God, bijvoorbeeld: "De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de heilige Geest zij met u allen.", waarop wij antwoorden: "En met uw geest." Het woordje geest duidt hier op de geest van het priesterschap, namelijk dat de priester Christus vertegenwoordigt. De begroeting, die de priester uitspreekt, komt uit de bijbel, 2 Korintiërs 13:13. Het is Gods Woord. Met Gods Woord zelf zegt de priester ons genade, liefde en gemeenschap van Godswege toe. Er is eventueel een inleidend woord en dan gaan allen zitten.
Priester: In de Naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Allen: Amen.
Priester: De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de heilige Geest zij met u allen.
Allen: En met uw geest.
Schuldbelijdenis
In de openingszang, de begroeting en het inleidend woord hebben wij als gemeenschap het hart geopend naar God. Nu kunnen wij ons tot God zelf richten en onze tekorten aan Hem voorleggen.
Priester: Broeders en zusters, belijden wij onze zonden, bekeren wij ons tot God, om deze heilige eucharistie goed te kunnen vieren.
Allen: Ik belijd voor de almachtige God, en voor u allen, dat ik gezondigd heb in woord en gedachte, in doen en laten, door mijn schuld, door mijn schuld, door mijn grote schuld. Daarom smeek ik de heilige Maria, altijd maagd, alle engelen en heiligen, en u, broeders en zusters, voor mij te bidden tot de Heer, onze God.
De priester sluit af met een gebed om vergeving.
Priester: Moge de almachtige God zich over ons ontfermen, onze zonden vergeven en ons geleiden tot eeuwig leven. Allen: Amen
Waarom zouden wij onze schuld belijden? Zijn wij dan van die slechte mensen? Slecht en goed zijn menselijke begrippen. Maar in de mis staan wij tegenover God. Het gaat er dan niet zozeer om wat wij van onszelf vinden, maar vooral om hoe Hij tegen ons aankijkt. We hoeven alleen maar de Bergrede te lezen (Matteüs 5-7) om te weten dat wij tegenover God niet kunnen volhouden dat wij zo goed zijn. Een schuldbelijdenis is dus wel zeker op zijn plaats.
Het is over het algemeen goed om met het lichaam te ondersteunen waar onze geest mee bezig is. Niet omwille van het uiterlijk vertoon, maar omdat een mens niet alleen geest is, maar ook lichaam. Geest en lichaam zijn met elkaar verbonden en beïnvloeden elkaar. Als wij onze schuld belijden kunnen wij dit ondersteunen door driemaal op de borst te kloppen bij de formulering "door mijn schuld, door mijn schuld, door mijn grote schuld."
Kyrie
"Kyrie eleison" betekent "Heer, ontferm U." De Heer tot wie wij ons richten, is Christus. Wij hebben Zijn voorspraak bij God de Vader nodig. Jezus Christus brengt ons immers in contact met God. Wij christenen, wij kennen God door Christus. Daarom beëindigen wij onze gebeden ook altijd met "door Jezus Christus, uw Zoon en onze Heer" of een soortgelijke formulering.
Gloria
Op zondagen en feestdagen wordt het gloria gezongen. Deze hymne gaat waarschijnlijk terug tot de derde eeuw. Na het "Heer, ontferm U", prijzen wij nu God. Kyrie en gloria horen bij elkaar. Smeekbede en lofprijzing zijn de twee basiselementen van het gebed van de gelovige gemeenschap.
In de Advent en in de Veertigdagentijd wordt het gloria niet gezongen omdat dit tijden van inkeer en bekering zijn. De uitbundigheid van het gloria is dan niet gepast.
Eer aan God in den hoge en vrede op aarde aan de mensen die Hij liefheeft. Wij loven U. Wij prijzen en aanbidden U. Wij verheerlijken U en zeggen U dank voor uw grote heerlijkheid. Heer God, hemelse koning,God almachtige Vader; Heer eniggeboren Zoon, Jezus Christus; Heer God, Lam Gods zoon van de Vader; Gij die wegneemt de zonden der wereld ontferm U over ons. Gij die wegneemt de zonden der wereld aanvaard ons gebed. Gij die zit aan de rechterhand van de Vader ontferm U over ons. Want Gij alleen zijt de heilige, Gij alleen de Heer, Gij alleen de allerhoogste, Jezus Christus, met de heilige Geest in de heerlijkheid van God de Vader. Amen.
Collecta-gebed
Ter afsluiting van de openingsritus volgt nu het gebed waarin wij terugkeren naar de stilte om bij God zelf te zijn. De priester roept op tot gebed: "Laat ons bidden." Deze tekst varieert afhankelijk van de tijd van het jaar en eindigt met de woorden: Door onze Heer Jezus Christus, die met U leeft en heerst in de eenheid van de heilige Geest, God door de eeuwen der eeuwen. Dan is er een moment voor onszelf om ons tot God te keren. Vervolgens spreekt de priester namens ons allen een gebed. Deze gebeden geven soms een goede samenvatting van de boodschap van het evangelie van die zondag. Het is de moeite waard hier aandachtig naar te luisteren en het in het hart mee te bidden.De
Dienst van het Woord
Eerste en tweede lezing
Het tweede deel van de liturgie is de dienst van het Woord, hier spreekt God tot de gelovigen door lezingen uit de heilige Schrift. Op zondagen zijn er drie lezingen, doordeweeks meestal twee (tenzij er een bijzondere viering, feest of gedachtenis plaatsvindt).
Het Oude Testament is een voorbereiding op het evangelie. Aan het volk Israël heeft God zich geopenbaard, om zo de weg van het heil voor de hele wereld openen. Zoals de gebeurtenissen en woorden van het Oude Testament vooraf gingen aan de blijde boodschap van Jezus Christus, zo klinken ook in de liturgie de woorden van het Oude Testament voor het evangelie.
De eerste lezing wordt meestal genomen uit het Oude Testament. Alleen in de Paastijd (de tijd tussen Eerste Paaszondag en Pinksteren) is de eerste lezing uit het Nieuwe Testament, namelijk uit het boek de Handelingen van de Apostelen. Daarin staat immers opgeschreven hoe het de eerste leerlingen verging in de tijd na de verrijzenis.
Op zondagen is er ook nog een tweede lezing. Deze is uit het Nieuwe Testament, en wel uit de brieven van de apostelen of uit het boek Openbaring. Hierin horen wij hoe men in de jonge kerk met het evangelie omging en hoe het werd beleefd en toegepast.
In de drie lezingen herkent men de aanwezigheid van God, de Drie-eenheid: de eerste lezing vertelt over het verbond van God de Vader met het joodse volk; de apostolische geschriften van de tweede lezing vertellen over Gods nabijheid in de Kerk door de heilige Geest; het evangelie verhaalt ons van Gods aanwezigheid in Jezus Christus, de Zoon.
Na iedere lezing uit de bijbel eindigt de lector met de woorden: 'Zo spreekt de Heer.' De bijbel is immers het Woord van God. Natuurlijk, in de eerste plaats is Jezus Christus het Woord van God: Hij is het wat God ons te zeggen heeft. Maar een weerslag van dit Heilswoord, van deze Blijde Boodschap, vinden wij in de gehele bijbel. Christus klinkt uit de gehele Schrift. Omdat God ons dit Woord geschonken heeft tot ons heil, en omdat Hij het ook nu nog aan ons doet klinken, antwoorden wij door te zeggen: 'Wij danken God.'
Lector: Zo spreekt de Heer. Allen : Wij danken God.
Tussenzang
Als tussenzang tussen de lezingen gebruikt men een bijbelse tekst. Na de eerste lezing volgt een psalm. Na de tweede lezing een alleluia of een evangelievers. Hierdoor wordt op de eerste en tweede lezing uit de Schrift geantwoord met woorden uit de Schrift zelf. Er ontstaat een eenheid tussen eerste en tweede lezing, tussenzang, evangelievers en evangelie, een eenheid die gelegen is in de bijbel.
Evangelie
De derde lezing is een tekst uit één van de vier evangeliën van het Nieuwe Testament, deze wordt voorgedragen door een diaken of priester.
In het voorlezen van het evangelie komt onze Heer ons wel heel direct tegemoet. Daarom wordt het voorlezen van het evangelie plechtig gedaan. In de bijbel staan vier evangelies: die van Matteüs, Marcus, Lucas en Johannes. Deze komen alle vier aan bod. Voor de zondagen bestaat er een lezingencyclus van drie jaar, de jaren A, B en C genoemd. In jaar A wordt Matteüs gelezen, in jaar B Marcus, in jaar C Lucas. Johannes wordt gelezen rond Kerstmis, rond Pasen en deels in jaar B.
Bij het voorlezen van het evangelie gaan we staan. Dit drukt uit dat we alert zijn op wat er komen gaat. Tevens is het uitdrukking van respect voor het evangelie. Misdienaars omringen het evangelie met kaarslicht. De lezing van het evangelie wordt vaak begeleid met kaarsen (verwijzing naar Jezus als Licht van de wereld) en soms door wierook, teken van eerbied voor Gods aanwezigheid door Zijn Woord. De diaken of priester kondigt het spreken van de Heer aan met de woorden: 'De Heer zij met u,' en de mensen antwoorden: 'En met uw geest.' Dan kondigt de diaken of priester aan uit welk evangelie gelezen wordt, en wij antwoorden met 'Lof zij U, Christus.' De aanwezigen kunnen een kruisje maken op hun voorhoofd, mond en borst, om aan te geven dat met het evangelie met het hoofd wil accepteren, met de mond wil verkondigen en in het hart wil bewaren.
Net als bij de eerste en de tweede lezing eindigt de diaken of priester ook hier de lezing met de woorden 'Zo spreekt de Heer,' en antwoorden wij met de woorden 'Wij danken God.' De priester kust het evangelieboek. Dan kan er een acclamatie op het evangelie volgen. We prijzen daarin Christus die tot ons gesproken heeft in het evangelie.
Priester: De Heer zij met u. Allen : En met uw geest.
Priester: Uit het heilig evangelie van onze Heer Jezus Christus volgens (evangelist).
Allen : Lof zij U, Christus.
Na de evangelielezing
Priester: Zo spreekt de Heer. Allen: Wij danken God.
Preek
De preek is niet bedoeld om de 'te moeilijke' teksten uit de bijbel uit te leggen. Daarvoor is een bijbelgroep geschikter. In de preek wordt het Woord van God overwogen. De diaken of priester helpt de gelovigen om zelf het Woord van God te overwegen. Het is duidelijk dat wie zich thuis op de lezingen van de zondag voorbereidt, meer beleeft aan de dienst van het Woord. Men heeft dan immers de teksten al eens gehoord en overwogen. De preek kan de eigen overweging dan verder verdiepen. Het Woord van God is krachtig uit zichzelf. Daarom is het zaak attent te zijn als de lezingen klinken.
Credo (Geloofsbelijdenis of De Twaalf artikelen van het Geloof)
Als antwoord op de woorden die God tot ons gesproken heeft, zeggen wij dat we in God geloven. Daarom volgt de geloofsbelijdenis direct op de lezingen en de verkondiging. De korte geloofsbelijdenis wordt ook wel genoemd het Credo of de Twaalf Artikelen van het Geloof.
Wij belijden het geloof van de Kerk. Wij spreken deze geloofsbelijdenis uit als gemeenschap van gelovigen. Deze gemeenschap van gelovigen is groter dan onze parochie of de streek waar wij leven. De gemeenschap van gelovigen strekt zich uit over de gehele wereld, maar omvat ook de gelovigen van alle tijden. Daarom gebruiken wij de woorden waarin het geloof van alle tijden is neergelegd. Wij sluiten ons aan bij de Kerk van alle eeuwen en alle landen.
In de geloofsbelijdenis staan wij als gemeenschap van Christus in voor ons geloof. Dit geloof is zo groot dat niemand van ons het in zijn eentje kan dragen; maar we kunnen het wel samen als Kerk, omdat Christus ons draagt. De geloofsbelijdenis spreken of zingen we staande. Daarmee geven wij aan dat we staan voor wat we belijden
Allen: Ik geloof in God de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde. En in Jezus Christus, Zijn enige Zoon, onze Heer, die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria, die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruisigd, gestorven en begraven, die nedergedaald is ter helle, de derde dag verrezen uit de doden, die opgestegen is ten hemel, zit aan de rechterhand van God, de almachtige Vader, van daar zal Hij komen oordelen de levenden en de doden. Ik geloof in de heilige geest, de heilige katholieke Kerk, de gemeenschap van de heiligen, de vergiffenis van de zonden, de verrijzenis van het lichaam, het eeuwig leven. Amen.
Voorbede
Na het geloof in God te hebben uitgesproken, durven wij nu onze noden aan Hem voor te leggen. De voorbede is het gebed van de gemeenschap voor de Kerk en de wereld waarin wij leven. Vaak zijn daarin drie onderdelen te vinden: gebed voor de wereld, gebed voor de universele Kerk, gebed voor de plaatselijke gemeenschap, de parochie.
Ook al worden de woorden door de diaken, priester of de lector uitgesproken, het is niet hún gebed. Het is het gebed van de gehele gemeenschap. Daarom is het goed als alle gelovigen een biddende houding aannemen.
De dienst van het altaar
In de eucharistieviering geeft Christus zich aan de kerk, om zich met haar aan God te geven! Door Christus aan te nemen, delen wij in die gave en geven wij ons leven met Hem aan God.
Het altaar heeft in oudere kerken vaak de vorm van een graftombe. Dit stamt uit de vierde eeuw, toen de christenen de eucharistie vierden op de plaats waar martelaren waren begraven. In een altaarsteen in het altaar werden dan ook relieken van heiligen bewaard. Deze tombevorm benadrukt het altaar als de plaats waar Christus' overwinning op de dood gevierd wordt.
In moderne kerken heeft het altaar vaak de vorm van een tafel, net als in de eerste eeuwen. Deze vorm benadrukt het maaltijdkarakter van de eucharistie.
Aan het begin van de mis en aan het einde ervan, kust de priester het altaar. Hij begroet hiermee Christus, de hoeksteen van de Kerk, die door het altaar gesymboliseerd wordt. Dat is ook de reden dat men meestal buigt als men tijdens de mis het altaar passeert.
Offerande en collecte
In de eucharistie worden gaven aan God aangeboden. Op het altaar worden brood en wijn aan God aangeboden en aan Hem wordt gevraagd deze gaven te heiligen en ze te maken tot Lichaam en Bloed van Jezus Christus.
De collecte hoort bij dit aanbieden van gaven. In andere culturen worden soms vruchten, groente of andere gaven naar het altaar gebracht in vrolijke processies. Bij ons bieden de mensen in de kerk financiële gaven aan.
Toch is het goed om te beseffen dat dit moment van de collecte geen pauze is of zo. Wij bieden in de collecte onszelf, ons leven, aan God aan. Het geld is bedoeld om het werk van onze gemeenschap in de wereld mogelijk te maken. Wij delen zo in de zelfgave van Christus aan de Vader. De priester brengt de gaven op het altaar in gereedheid. Daarbij spreekt Hij gebeden uit die betrekking hebben op de gaven van brood en wijn.
De priester neemt het brood en zegt:
Gezegend zijt Gij God, Heer van al wat leeft. Uit Uw milde hand hebben wij het brood ontvangen. Aan U dragen wij op de vrucht van de aarde, het werk van onze handen. Maak het voor ons tot brood van eeuwig leven.
De priester schenkt nu water en wijn in de kelk en zegt in stilte:
Water en wijn worden een. Gij deelt ons menszijn en neemt ons op in uw goddelijk leven.
De priester heft de kelk op en zegt: Gezegend zijt Gij God, Heer van al wat leeft. Uit uw milde hand hebben wij de beker ontvangen. Aan U dragen wij op de vrucht van de wijngaard, het werk van onze handen. Maak het voor ons tot bron van eeuwig leven.
De priester vervolgt in stilte: In het besef van onze onmacht en onze schuld vragen wij dat onze offerande voor U aanvaardbaar wordt en wij genade vinden in uw ogen.
Hier vindt eventueel bewieroking van de gaven en het altaar plaats, daarna van de priester en het volk, bij dit laatste gaat iedereen staan.
Daarna wast de priester zijn handen met water en bidt in stilte:
Neem alle schuld van ons af, Heer, maak ons vrij van ongerechtigheid.
Priester: Bidt, broeders en zusters, dat mijn en uw offer aanvaard kan worden door God, de almachtige Vader.
Allen: Moge de Heer het offer uit uw handen aannemen, tot lof en eer van zijn Naam, tot welzijn van ons en van heel zijn heilige Kerk.
De prefatie
Het woord 'prefatie' komt uit het Grieks en betekent 'wat vooraf gezegd wordt'. Het is de inleiding van het eucharistisch gebed. De prefatie wordt ingeleid door een heel oud samenspel van oproep en antwoord tussen priester en gelovigen. De priester zegt: 'De Heer zij met u', waarop de aanwezigen antwoorden: 'En met uw geest.'
Dan roept de priester de mensen op hun hart op God te richten: 'Verheft uw hart.' De gelovigen doen dit letterlijk: zij gaan staan en antwoorden: 'Wij zijn met ons hart bij de Heer.' Vervolgens roept de priester de mensen op gezamenlijk God dank te zeggen (dat wil zeggen eucharistie te vieren): 'Brengen wij dank aan de Heer, onze God.' Het antwoord dat de gelovigen dan geven is 'Hij is onze dankbaarheid waardig.'
In de prefatie danken wij God om zijn heilsdaden, om al het goede dat Hij voor ons mensen heeft gedaan. In veel prefaties staat de betekenis van de dood en verrijzenis van Jezus Christus voor ons centraal. Het is goed om hier bewust naar te luisteren.
Priester: De Heer zij met u. Allen: En met uw geest.
Priester: Verheft uw hart. Allen: Wij zijn met ons hart bij de Heer.
Priester: Brengen wij dank aan de Heer, onze God. Allen: Hij is onze dankbaarheid waardig.
De prefatie wordt beëindigd met het Sanctus, het Heilig, heilig. Deze lofzang is samengesteld uit teksten uit de bijbel.
Heilig, heilig, heilig de Heer, de God der hemelse machten. Vol zijn hemel en aarde van uw heerlijkheid. Hosanna in den hoge.
Gezegend Hij die komt in de Naam des Heren. Hosanna in den hoge.
Het eerste deel komt van de profeet Jesaja, uit een visioen dat hij eens had:
"In het sterfjaar van koning Uzzia zag ik de Heer, gezeten op een hoge en verheven troon. De sleep van zijn mantel vulde heel de tempel. Serafs stonden boven Hem opgesteld, elk met zes vleugels: twee om het gelaat te bedekken, twee om de voeten te bedekken, twee om te vliegen. Zij riepen elkaar toe: 'Heilig, heilig, heilig, is de Heer van de machten; al wat de aarde vult is zijn heerlijkheid.'" (Jes. 6,1-3).
Serafs zijn engelen. Als wij het Heilig zingen, sluiten wij ons dus aan bij de engelen in de hemel. Daarom wordt het Heilig ingeleid met woorden als: 'Met alle engelen, machten en krachten, loven en aanbidden wij U en zingen U toe vol vreugde.'
Als Jezus Jeruzalem binnentrekt, juicht het volk Hem toe en roept: 'Hosanna, Zoon van David, Gezegend de Komende in de Naam des Heren! Hosanna in den hoge!' (Mt. 21,9). Daarbij citeren de mensen psalm 118,26 waarin God gedankt wordt voor zijn verlossing. Het is een mooie psalm om eens te lezen!
In deze lofzang sluiten wij ons aan bij de engelen die God loven, maar ook bij de mensen die Jezus toejuichten voor Hij zichzelf zou offeren voor de gehele wereld in Jeruzalem.
Eucharistisch gebed
De meeste mensen in Nederland knielen men tijdens het gehele eucharistische gebed. Er zijn meerdere eucharistische gebeden, ze worden door de priester voorgebeden. Het is het belangrijkste gebed van de liturgie, want hierin worden brood en wijn geconsacreerd tot Lichaam en Bloed van Christus.
De woorden waarbij brood en wijn veranderen in lichaam en bloed van Christus worden wel consecratiewoorden genoemd. Soms wordt het begin gemarkeerd door een kort geluid van de bel, maar altijd wordt drie maal gebeld na deze consecratiewoorden.
Priester: Toen Hij werd overgeleverd en vrijwillig zijn lijden op zich nam, nam Hij het brood, sprak de dankzegging uit, brak het en gaf het zijn leerlingen met deze woorden: NEEMT EN EET HIERVAN, GIJ ALLEN, WANT DIT IS MIJN LICHAAM DAT VOOR U GEGEVEN WORDT.
Zo nam Hij na de maaltijd ook de kelk, sprak opnieuw de dankzegging uit, en gaf hem zijn leerlingen met deze woorden: NEEMT DEZE BEKER EN DRINKT HIER ALLEN UIT, WANT DIT IS DE BEKER VAN HET NIEUWE ALTIJDDURENDE VERBOND, DIT IS MIJN BLOED DAT VOOR U EN ALLE MENSEN WORDT VERGOTEN TOT VERGEVING VAN DE ZONDEN. BLIJFT DIT DOEN OM MIJ TE GEDENKEN.
Nadat ze zijn uitgesproken door de priester, heft deze het H. Lichaam en Bloed op, voor een moment van stille aanbidding en verering. Om het belangrijk moment te accentueren klinkt er vaak een bel, en soms wordt er ook gewierookt om eer te brengen aan Christus’ aanwezigheid in ons midden onder de gedaante van brood en wijn.
Priester: verkondigen wij het mysterie van het geloof. Allen: Heer Jezus wij verkondigen uw dood, en wij belijden tot Gij wederkeert, dat Gij verrezen zijt.
Dan vervolgt de priester het eucharistisch gebed. Het eucharistisch gebed wordt altijd afgesloten met de woorden (de doxologie):
Priester: Door Hem en met Hem en in Hem zal uw Naam geprezen zijn, Heer onze God, almachtige Vader, in de eenheid van de heilige Geest hier en nu en tot in eeuwigheid. Allen: Amen
Onze Vader
Jezus is nu onder ons gekomen in de tekenen van Brood en Wijn, zijn Lichaam en Bloed. Nu Hij bij ons is op deze speciale manier bidden wij het gebed dat Hij ons heeft geleerd. Het is dan ook passend om de woorden te gebruiken die Jezus gebruikte.
Onze Vader, die in de hemel zijt,
uw naam worde geheiligd,
uw rijk kome,
uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel.
Geef ons heden ons dagelijks brood
en vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij vergeven aan onze schuldenaren,
en breng ons niet in beproeving,
maar verlos ons van het kwade.
Priester: Verlos ons, Heer, van alle kwaad, geef vrede in onze dagen; dat wij gesteund door uw barmhartigheid, vrij mogen zijn van zonde, en beveiligd tegen alle onrust. Hoopvol wachtend op de komst van Jezus, Messias, uw Zoon.
Allen: Want van U is het koninkrijk en de kracht en de heerlijkheid in eeuwigheid. Amen.
Vredeswens
In de eucharistieviering zelf wordt nu een begin gemaakt van wat deelname aan de eucharistie in ons moet uitwerken: dat wij vrede brengen, in het voetspoor van Jezus Christus. Elkaar de vrede wensen is dus de uitdrukking van onze oprechte wil dat de eucharistie ons omvormt tot mensen van vrede.
Priester: Heer Jezus Christus, Gij hebt aan uw apostelen gezegd: "Vrede laat Ik u; Mijn vrede geef Ik u", let niet op onze zonden maar op het geloof van uw kerk; vervul uw belofte; geef vrede in Uw naam en maak ons één. Gij, die leeft in eeuwigheid. Allen: Amen.
Priester: De vrede des Heren zij altijd met u. Allen: En met uw geest.
Priester: Wenst elkaar de vrede.
Hierna geeft men aan zijn of haar buurman de vredegroet, door het geven van een handdruk, hierbij kan men zeggen “de vrede van Christus”.
Lam Gods
Het brood, dat Lichaam van Christus is, wordt nu gebroken, zoals eens het lichaam van Jezus Christus gebroken werd aan het kruis. De joden waren gewend met het paasfeest een lam te slachten. Het paaslam dat voor de christenen geslacht werd is Christus zelf. Daarom noemen wij Jezus het Lam van God. Wij gebruiken hier de woorden waarmee Johannes de Doper sprak over Jezus toen Hij naar hem toekwam: 'Zie, het Lam Gods dat de zonde van de wereld wegneemt' (zie Joh. 1,29 en ook Jes. 53,7-12). Jezus komt nu naar ons toe in de eucharistische gaven van brood en wijn. En wij vragen onze Heer om ontferming en vrede.
We bidden dan:
Lam Gods dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U over ons.
Lam Gods dat wegneemt de zonden der wereld, ontferm U over ons.
Lam Gods dat wegneemt de zonden der wereld, geef ons de vrede.
Uitnodiging tot de communie
De priester heft de hostie en de kelk op en zegt: 'Zalig zij die genodigd zijn aan de maaltijd des Heren. Zie het Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld.' En wij antwoorden met de woorden 'Heer, ik ben niet waardig dat Gij tot mij komt, maar spréék en ik zal gezond worden.'
Dit verwijst naar de woorden die de Romeinse hoofdman tot Jezus sprak toen hij Hem vroeg om zijn knecht te genezen: 'Heer, ik ben het niet waard dat Gij onder mijn dak komt; maar een enkel woord van U is voldoende om mijn knecht te doen genezen' (Mt. 8,8).
Priester: Zalig zij, die genodigd zijn aan de Maaltijd des Heren. Zie het Lam Gods, dat wegneemt de zonden der wereld.
Allen: Heer, ik ben niet waardig dat Gij tot mij komt, maar spréék en ik zal gezond worden.
Te communie gaan
De priester en anderen bij het altaar gaan het eerst te communie. Als de priester gastheer zou zijn, zou dit onbeleefd zijn. De gastheer is echter Christus zelf. De priester is voorganger van de gasten, en ook in het communiceren gaat hij dus de gelovigen voor. De priester of een assistent reikt ons de hostie aan. Wij hebben de handen open in een ontvangend gebaar. De priester of assistent zegt: 'Lichaam van Christus.' Daarmee bedoelt hij de hostie, die Lichaam van Christus is, maar het slaat ook op ook degene die de communie ontvangt. De leden van de Kerk vormen immers samen het Lichaam van Christus! De kerkvader Augustinus zei tot zijn doopleerlingen toen zij in de Paasnacht voor het eerst ter communie gingen: 'Ontvangt wie gij zijt en wordt wat gij ontvangt, Lichaam van Christus.'
Dit beamen wij door te antwoorden: 'Amen.' Amen betekent 'Zo zij het'. Na de communie danken wij dat Christus tot ons heeft willen komen in de eucharistie. Dit doet ieder in stilte voor zichzelf. Dit dankgebed wordt afgesloten door de priester in een gemeenschappelijk gebed na de communie.
In het tabernakel worden de hosties die over zijn, bewaard. Immers, zij zijn het Lichaam van onze Heer Jezus Christus en moeten met respect behandeld worden. Als mensen ziek zijn en niet naar de kerk kunnen komen, kan men hen een van deze hosties brengen.
Het te communie gaan is aan katholieken voorbehouden. Niet-katholieken kunnen op hun plaats blijven zitten of knielen. Wanneer zij dat echter wensen, kunnen zij ook naar voren komen met de handen gekruist op de borst, om aan te geven dat zij niet de communie willen ontvangen, maar wel de zegen willen ontvangen van de priester. De wijze waarop men te communie gaat verschilt per bisdom/regio, afhankelijk van het besluit van de lokale bisschop. In sommige landen gaat het knielend op een zogenaamde communiebank, waarbij men de H. Hostie op de tong krijgt gelegd, uit eerbied voor het Lichaam des Heren, dat men niet de hand aanraakt. In de meeste parochies in Nederland gaat men te communie door de handen open, op elkaar gekruist te houden. De linkerhand ligt op de rechterhand. Deze houding van de handen symboliseert zowel het kruis voor het lichaam van Christus, maar ook de troon voor de Koning. De priester houdt de Hostie voor de gelovige en zegt: ‘Lichaam van Christus’. De gelovige antwoordt met ‘Amen’. De priester of de andere bedienaar legt de Hostie vervolgens op de tong of op de hand. Indien de hostie op de (linker)hand wordt gelegd, nuttigt de gelovige de Hostie met de rechterhand. Pas dan loopt hij/zij weg, terug naar de bank. Daar bidt degene die de communie ontvangen heeft in stilte een persoonlijk (dank)gebed, meestal geknield. Onder de communie klinkt de communiezang.
Gebed na de Communie
Met dit gebed sluit de priester het persoonlijk gebed in stilte van de gelovigen af.
Priester: Laat ons bidden ….de tekst van dit gebed varieert maar eindigt met de woorden: ‘Door Christus onze Heer. Allen: AmenSlotritus
Dan moeten wij terug de wereld in, ieder naar zijn of haar eigen plek. In de eucharistieviering hebben wij deelgenomen aan het hemels maal, wij hebben ingestemd met de lofzang van de engelen voor Gods troon. Deze deelname werkt door en is niet vrijblijvend. Niet alleen de hostie is blijvende aanwezigheid van Christus in ons midden, ook het leven van ons, die het Lichaam van Christus ontvangen hebben, moet verblijfplaats van Christus in de wereld zijn. Door Christus te ontvangen, verplichten wij ons: mens te zijn naar beeld en gelijkenis van God.
Zegen
Om te treden in de voetsporen van Jezus Christus, om mens te worden naar beeld en gelijkenis van God, is niet eenvoudig. Daarvoor hebben wij Gods genade hard nodig. Daarom gaan wij niet naar huis zonder de zegen van God. Om die te ontvangen gaan wij staan: teken van respect en bereidheid aan de slag te gaan.
De priester zegt: 'De Heer zij met u.' Wij antwoorden: 'En met uw geest.' Dan strekt de priester zijn handen uit over de gelovigen in een zegenend gebaar en spreekt de zegen uit, die eindigt met het teken van het kruis en de Naam van de Drie-eenheid. Zoals de viering begon, zo eindigt zij ook.
Priester: De Heer zij met u. Allen: En met uw geest.
Priester: Zegene u de almachtige God, Vader, Zoon en heilige Geest.
Allen: Amen.
Wegzending
De priester zegt: 'Gaat nu allen heen in vrede' en de gelovigen antwoorden: 'Wij danken God.' We danken God omdat we in vrede, en gesterkt met Gods Woord en met het Lichaam van Christus, naar huis mogen gaan om in ons dagelijks leven te laten zien wat we gevierd hebben: dat wij verloste mensen zijn, die durven vertrouwen op God, broeders en zusters van onze Heer Jezus Christus; mensen die hun leven durven delen met hun naasten, omdat we weten dat God ons draagt.
Priester: Gaat nu allen heen in vrede. Allen: Wij danken God.
Slotlied
Na de zegen wordt soms gezamenlijk staand een slotlied gezongen, terwijl de priester en de misdienaars de kerk verlaten. De liturgie is ten einde als de bel weer klinkt.
Na de liturgie kan men gerust door de kerk lopen om deze te bezichtigen of om in een aparte kapel te bidden of kaarsen op te steken. Hardop spreken in de kerk is ongepast omdat het strijdig is met de eerbied in Gods huis en omdat anderen dan in hun gebed gestoord worden.